Willem & Mary

Synopsis

1684. Het huwelijk tussen Prins Willem III en de Engelse Mary Stuart wil maar niet tot bloei komen. Mary heeft reden tot zorg: haar man toont meer belangstelling voor een van de hofdames dan voor haar. Willem wordt door geheel andere zaken in beslag genomen: Lodewijk XIV, de Franse Zonnekoning, bedreigt de jonge Republiek met zijn territoriale ambities. De spanningen lopen nog hoger op wanneer Mary’s vader, de katholieke James II, de Engelse troon bestijgt en openlijk de kant van Frankrijk kiest – en daarmee Holland tot vijand verklaart.

 

De katholieke koning jaagt echter ook veel Britten tegen zich in het harnas. In het grootste geheim rijpt het idee voor een regimewissel, waarbij de Engelse troon aan Willem en Mary is toebedacht. Maar om het plan te laten slagen, moet het jonge echtpaar elkaar recht in de ogen kunnen kijken…

 

Fragment 

Proloog

Oranjepolder, oktober 1688

 

De wind gaat hevig te keer. De koets blijft schommelen ook al zijn de paarden tot stilstand gebracht. Twee officieren komen in de schemering aangelopen. De een heeft een lantaren in de hand, een ander zet het afstapje klaar voor Prins Willem.

        Die maakt geen aanstalten om naar buiten te gaan. Hij staart door de bedruppelde glasplaat met een blik in de ogen alsof het aan hem is om de haast van de donkere wolken te verklaren.

        ‘Als je het goed vindt, blijf ik zitten,’ zegt Mary naast hem. ‘Mijn voeten zijn verkleumd. Ik wens je een behouden vaart.’

        ‘Dat lijkt me verstandig,’ zegt de Prins en trekt het koord van zijn cape strak. ‘Ik denk dat het belangrijkste wel gezegd is. Het is allemaal in Gods handen. Ik houd van jou en jij houdt van mij. Ik zal je schrijven vanuit Londen. Hopelijk zien we elkaar daar in goede gezondheid terug.’

        Mary glimlacht vergoelijkend. Ze kent zijn summiere samenvattingen. Vaak genoeg heeft ze zich afgevraagd hoe iemand met een hard gezicht, ongeduld en gebrek aan humor toch mensen voor zich weet te winnen. De Prins is recht door zee en wars van spelletjes. Hij is even loyaal als royaal naar iedereen die zijn eerlijkheid beantwoordt. Dat werpt zijn vruchten af.

        Een aantal tellen zijn ze samen getuige hoe de kastanje met veel misbaar zijn bladeren losschudt. Wie er niet per se op uit hoeft, blijft op een dag als vandaag liever binnen. En wee degene die in dit jaargetijde nog de Noordzee wil oversteken.

        Diegene is Willem zelf. Vierhonderd zwaarbewapende schepen liggen in Hellevoetsluis klaar om hem naar Engeland te varen.

        De Prins in de ogen kijken lukt niet, ze moet het doen met zijn door het laatste licht getekende profiel met haakneus. Niet dat ze hem nog van zijn drieste plan wil afbrengen, die fase ligt goddank achter de rug. Nu hoopt ze de overtuiging te lezen dat hij als overwinnaar uit de strijd zal komen.

        De officieren buiten wachten geduldig tot de Prins zover is. De regen druipt langs de drie punten van hun steek. Ook de koetsier is op de bok gebleven. Het is zijn taak om Prinses Mary dadelijk terug naar slot Honselersdijk te rijden.

        Willem trekt zijn handschoenen aan. ‘Ik denk dat ik maar aan boord ga. Die kerels verzuipen zowat. Overigens…’

        ‘Ja, ik zal voor ze zorgen.’

        ‘Mijn oranjekaakjes? Dat is lief. Misschien legt het wijfje in mijn afwezigheid wel weer een eitje.’

        ‘Als jij belooft mijn vader te sparen. Ik ken zijn laaghartige streken als geen ander, maar bedenk dat het lot al zo wreed is geweest voor ons Stuarts.’ 

        ‘Ik ben niet op een confrontatie uit, James is ook mijn oom. Hij is nog rouwdrager geweest van mijn eigen vader, stadhouder Willem II.’

        Wanneer de hemel oplicht door de bliksem, kun je heel even de driemaster zien liggen. Het is alsof de kosmos zijn eigen aandeel wil markeren voor de op handen zijnde coup.

        Mary voelt ongemakkelijk de ring met robijn aan haar wijsvinger, zijn eerste present aan haar.

        ‘Arme vader. Een koning bestendigt zijn heerschappij met de wetten die hij uitvaardigt. Bij hem was het precies omgekeerd. Met elke beslissing, met elk decreet zaagde hij verder aan de poten onder zijn troon. Ik hou het erop dat hij net zo goed verrast was dat het koningschap hem in de schoot werd geworpen. Hij heeft de Engelsen niets te bieden. Geen idee waarvoor hij wel voor in de wieg was gelegd, maar niet voor dit ambt.’

‘Evenmin om een vloot aan te sturen.’

Ze moeten hard praten om boven het geroffel op het dak uit te komen.  

‘Of voor het vaderschap. Hij zou er goed aan doen in Frankrijk een veilig heenkomen te zoeken. Daar kan hij jagen en eten naar hartenlust, de wereld verwensen.’

        De enige lantaarn buiten is uitgewaaid. Je ziet niets anders dan de omtrek van de boom en beide officieren.   

Mary glimlacht door haar tranen heen. ‘Ben je er klaar voor?’

        ‘Ik weet het niet. De raadspensionaris is stervende. Hem had ik graag aan mijn zijde gehad.’

        ‘Over secondanten heb jij geen klagen. Je hebt Bentinck nog, Russell, Sidney, Burnet en zo kan ik nog wel even doorgaan.’

        ‘Maar toch, Mary, mocht het onverhoopt misgaan…’

        ‘Waarom zou het misgaan? Je hebt meer dan twintigduizend soldaten tot je beschikking. Besef dat God aan jouw zijde staat.’

        Hij probeert streng te klinken. ‘Luister naar me. De kans bestaat dat ik word…’

        ‘Dit is niet wat ik wil horen,’ roept ze uit.

        ‘Toch is het zo, Mary. Misschien al eer ik voet aan wal zet in Engeland.’

Met natuurlijke kalmte herneemt hij: ‘In dat geval wil ik dat je hertrouwt. Ik wil je gelukkig zien, ja ook wanneer ik vanuit de hemel op je neerkijk. Je verdient een goede man.’

        ‘Mijn vader gunde me altijd een katholiek,’ zegt ze met een verwrongen lachje.

        ‘Ik gun jou meer dan een katholiek. Ik gun je reden tot trots.’

        ‘Zolang ik maar de Oranjekaakjes voeder, ik weet het.’

        ‘De regenten zullen het hof in de gaten houden in mijn afwezigheid, dus ik verwacht een fiere houding. Wat voor berichten ook overwaaien.’

        ‘Zoek jij dan intussen een mooi paleis uit, want aan St. James’s Palace bewaar ik slechte herinneringen. En Whitehall Palace, daar moet ik al helemaal niet aan denken.’

        ‘Stel je je tevreden met iets bescheideners?’

        ‘Dat heb ik nou ook weer niet gezegd.’

        Nadat ze hem op de wang heeft gekust, tikt hij op de ruit. Het deurtje opent en de wind neemt bezit van de smalle cabine.

        In de verte klinkt de onvermijdelijke donderslag. Het voelt alsof ze hem overdraagt aan de elementen.

 

  

Quotes: